Chronische nierschade (CNS)
Medische diagnose
Chronische nierschade (CNS), specifieke nierziekten en nefrotisch syndroom bij volwassenen.
Stadium CNS:
Albuminrie:
De albuminurie in de stadiëringstabel is bepaald met de albumine/kreatinine ratio in de ochtendurine. Dit komt overeen met:
Bepaal zorgprofiel
Vaststellen persoonlijke voedingszorgbehoefte
Klachten | Bij chronische nierschade: Klachten ontstaan meestal pas bij een ernstig afgenomen eGFR: vermoeidheid, jeuk, misselijkheid, verminderde eetlust, oedeem en overvulling, maag-darmklachten, smaakveranderingen, verslechtering voedingstoestand. Er is een grote individuele variatie. Bij specifieke nierziekten / nefrotisch syndroom kunnen andere klachten ontstaan: schuimende urine t.g.v. proteïnurie, perifeer oedeem (enkels, ogen, buik), dyspnoe, verminderde eetlust. |
Complicaties | Bij chronische nierschade: hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen, proteïnurie, elektrolytstoornissen, hyperparathyreoïdie, anemie, renale acidose, oedeem en overvulling, ongewenst gewichtsverlies / ziektegerelateerde ondervoeding of gewichtstoename (cave: oedeem), obstipatie (door medicatie of dialysevloeistof intraperitoneaal). Bij specifieke nierziekten / nefrotisch syndroom: proteïnurie, hypertensie, toegenomen aantal infecties, trombo-embolische complicaties, hypothyreoïdie, hypervolemie met decompensatie, hyperlipidemie, ongewenst gewichtsverlies / ziektegerelaeerde ondervoeding of gewichtstoename (cave: oedeem). |
Comorbiditeit | Hart- en vaatziekten, diabetes mellitus, urinewegstenen, jicht, hypertensie, maligniteit (zoals multipel myeloom, prostaat- of nierkanker). In voorgeschiedenis eerdere niertransplantatie, maag-darmchirurgie met evt aanleg stoma en metabole chirurgie. |
Laboratoriumgegevens | Afhankelijk van stadium: CNS of aandoening. Bloed: ureum, kreatinine, eGFR (CKD-EPI), natrium, kalium, calcium, fosfaat, PTH, bicarbonaat, urinezuur, Hb, HbA1c, glucose, lipidenwaarden, CRP, albumine, 25(OH)vitamine D, oxaaluur. Urine 24 uur: hoeveelheid, ureum, kreatinine, natrium, eiwit, kreatinineklaring, evt. albumine of oxaalzuur. Urine portie: albumine/kreatinine ratio (ACR) of totaal proteïne/kreatinine ratio (PCR) of albumine. |
Bloeddruk | Streefwaarde bij nierschade met eGFR <60 ml/min/1.73m2: 130/80 mmHg. Individualiseren o.b.v. leeftijd, aard van de nierziekte en comorbiditeit. Wees bij ouderen alert op orthostatische hypotensie. |
Medicatie | Antihypertensiva, diuretica, vitamine D3 en alfacalcidol, fosfaatbinders incl. calciumzouten, calcimimetica, erytropoëtine, ijzerpreparaten, ionenwisselaars, natriumbicarbonaat, cholesterolverlagende medicatie, insuline en orale bloedglucose-verlagende medicatie, prednison, immuno-suppressiva, ontstekings-remmers (NSAID’s). Wees alert op voeding-geneesmiddelinteracties (effecten op smaak, eetlust, gewicht, risico op deficiënties en interactie met bv. grapefruit). |
Voedingssupplementen | Vitamine D, calcium, multivitaminen en mineralen, rode gist rijst, cranberryproducten, kruidenmiddelen. |
Zelfzorgmiddelen | Bij CNS: contra-indicatie voor NSAID’s. |
BMI | Streefwaarde 20-25 kg/m2, 70+ 22-28 kg/m2. Voor niertransplantatie wordt over het algemeen een maximale BMI 30-35 kg/m2 aangehouden (te bepalen door de chirurg), maar BMI moet wat de DNN betreft niet leidend zijn. Aanvullend onderzoek met lichaamssamenstelling en buikomvang zijn een pre in de screening. |
Middelomtrek | Streefwaarde vrouwen <80 cm en mannen <94 cm. |
Vetvrijemassa-index | Vetvrije massa bepalen met bio-impedantiemeter. BMI detecteert slechte voedingstoestand niet altijd. Streefwaarde afhankelijk van leeftijd en geslacht (>P10 of vrouwen >15 kg/m2 en mannen >17 kg/m2). |
Gewichtsverloop | Gewichtstoename kan duiden op overvulling en oedeem of afname activiteitenpatroon. Gewichtsverlies kan duiden op verslechtering van voedingstoestand, anorexie, misselijkheid en braken. |
Screeningsuitslag (risico) op ondervoeding | Zie voor screenen op het (risico) ondervoeding Screening en diagnostiek – Kenniscentrum Ondervoeding. SGA of PG-SGA geeft meer inzicht in de voedingstoestand. |
Voedingspatroon | Toepassing Richtlijnen goede voeding, Eetgedrag, dieetgeschiedenis, maaltijden overslaan, voedingsgerelateerde klachten, voedselaversies. Zout maximaal 5-6 gram. Contra-indicaties zoutbeperking: ileostoma. Bij lithiumgebruik kan een zoutbeperking alleen in overleg met voorschrijver worden gestart omdat tegelijkertijd de lithiumdosering moet worden aangepast. |
Persoonlijke factoren | Gezondheidsvaardigheid, digitale vaardigheid. Steun uit omgeving, sociaaleconomische status. |
Familiegeschiedenis | Voorkomen van nierziekten, hart- en vaatziekten en diabetes in de familie |
Etniciteit | Mensen van Surinaams-Hindoestaanse afkomst hebben een groter risico op diabetes, hart- en vaatziekten en nierschade. |
Leefstijlfactoren | Een gezonde leefstijl (BRAVO-factoren) draagt bij aan algeheel welbevinden en preventie van cardiovasculaire aandoeningen. Roken leidt waarschijnlijk tot progressie van nierschade. |
Andere factoren | Bij dreigende dehydratie: overleg met arts over tijdelijk staken van RAAS-remmers, SGLT2-remmers en diuretica. |
Bronnen
- Diëtisten Nierziekten Nederland. Dieetbehandelingsrichtlijnen en achtergronden. https://dietistennierziekten.nl/professional
- Federatie Medisch Specialisten (FMS, 2018). Richtlijn Chronische Nierschade (CNS). Geraadpleegd op 11 juni 2024, van https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/chronische_nierschade_cns
- Kidney Disease: Improving Global Outcomes (KDIGO) CKD Work Group. (2024). Clinical Practice Guideline for the Evaluation and Management of Chronic Kidney Disease. Kidney International, 105(4S), S117-S314. https://doi.org/10.1016/j,kint.2023.10.018
Laatste update: december 2024 door Inez Jans, diëtist nierziekten in ziekenhuis Gelderse Vallei.