‘Ik gun de diëtist een vaste plek in de basiszorg’
Vrijdag 15 september 2023Ze studeerde geneeskunde, maar trok het bedrijfsleven in en daarna de politiek. Sinds zes jaar is ze lid van de Tweede Kamer voor de VVD met zorg en gezondheid als aandachtsgebied. Eind augustus bracht ze een werkbezoek aan de Nederlandse Vereniging van Diëtisten, omdat ze voeding en de rol van de diëtist in de zorg belangrijk vindt en om haar oor te luister te leggen bij de diëtetiek.
“Dat is het mooie van het Kamerlidmaatschap”, zegt de Utrechtse politica vanuit haar kantoor in de Tweede Kamer in Den Haag. “Je komt met heel veel mensen in contact die je graag laten zien hoe het er in de praktijk aan toegaat.” Het was zucht naar afwisseling die haar deed besluiten geen carrière als arts te beginnen. “Ook dat is een machtig interessant beroep, maar ik zag het destijds niet zo zitten om veertig jaar hetzelfde te gaan doen, want eenmaal een specialisme gekozen, dan wissel je niet zo snel meer.”
Na een tijdje in het bedrijfsleven te hebben gewerkt, onder andere in de marketing, kwam ze in de lokale Utrechtse politiek terecht, waarna ze in 2017 overstapte naar de landelijke. In haar werk richt ze zich steeds op onderwerpen die met gezondheid en/of zorg te maken hebben. Aanleiding voor haar bezoek aan de NVD was een filmpje over prehabilitatie dat de NVD speciaal voor Kamerleden had gemaakt naar aanleiding van een Kamerdebat over het onderwerp.
“Ik vind het lichaam en een gezonde voeding belangrijk, dat laatste is vaak nog belangrijker dan medicijnen”, licht ze haar interesse toe. “Voeding is belangrijk voor iedereen, iedere dag, maar in de politiek heeft het nog een ondergeschikte rol. Het staat niet hoog op de agenda, niet alleen daar, maar ook niet in bijvoorbeeld ziekenhuizen of andere zorginstellingen. Alles rond voeding is interessant en daarom moet het wat mij betreft ook hoger op de politieke agenda komen.”
Voeding in preventiebeleid
In het Tweede Kamergebouw is het de eerste week na het zomerreces nog rustig. Binnen, in het voormalige gebouw van het ministerie van buitenlandse zaken, waar de Tweede Kamer tijdelijk is gehuisvest, is het de eerste week van september heet. Er is geen airco, de zon schijnt aan het einde van deze donderdagmiddag fel op de ruiten. Tijdens het gesprek vult Tielen haar en mijn waterglas geregeld aan. “We doen het redelijk goed in de peilingen”, zegt ze. “Maar het is minder voorspelbaar geworden wat de kiezer belangrijk vindt en hoe hij of zij dit weegt bij de komende Kamerverkiezingen over tweeënhalve maand.”
Anders dan tweeënhalf jaar geleden, bij de vorige verkiezingen, is het politieke landschap flink opgeschud, maar stel dat de VVD (weer) regeringspartij wordt, wat gaat Tielen dan doen om voeding hoger op de agenda te krijgen? “Ik zou willen dat het een vaster onderdeel wordt van het preventiebeleid, met een stevig plan van aanpak. Ik wil zorgen dat het belang van voeding ook bij verschillende beroepsorganisaties en professionals beter op de kaart komt. Er is nu ook al aandacht voor preventie, maar als je naar de paragraaf daarover kijkt, dan gaat het daarbij vooral over algemene zaken rondom leefstijl. We moeten de kennis ophalen om concrete doelstellingen te halen om zo voeding meer aandacht te geven.”
Gedragsverandering bewerkstelligen
Een van de grotere problemen in Nederland is sinds decennia de toename van overgewicht en obesitas, waarvan de groei niet tot staan is gebracht. Beide houden verband met tal van ziektes en aandoeningen en drukken op de zorg. Hoe wil ze dat aanvliegen? “Dat er een link is met ziekten dat weten we”, vervolgt ze. “De vraag is hoe we de mensen aan een gezond voedingspatroon helpen. We moeten dat op meerdere fronten aanpakken. Speerpunt zijn wat mij betreft jonge kinderen en hun ouders die bij het consultatiebureau komen. Via de jeugdgezondheidszorg moeten we gaan proberen opnieuw invulling te gaan geven aan gezonde eetpatronen. Ik denk dat veel ouders niet meer de vaardigheden hebben voor het maken van basale, gezonde voedingspatronen voor hun kinderen. Er wordt veel gegrepen naar voorverpakte voedingsmiddelen.”
“We moeten daarbij wel af van het mantra dat gezond eten duurder is dan ongezond eten. Het is vaak niet zo zwart-wit. Als ik mijn appels of aardappels afweeg in de supermarkt ben ik nog altijd minder kwijt dan wanneer ik twee zakken chips of een pak Mars-repen koop of ga eten bij McDonalds. We moeten mensen leren andere patronen aan te nemen.”
Rol van diëtisten
Als het om de aanpak van overgewicht en obesitas gaat, ziet Tielen ook een duidelijker rol weggelegd voor diëtisten. “Ik gun hen een steviger positie op plekken waar het probleem zich manifesteert, zoals op de consultatiebureaus, in wijken of buurtteams, binnen de 0-de lijn van zorg en welzijn, in de huisartsenpraktijk. Ondersteuning is vooral nodig in wijken waar mensen al veel zorgen aan hun hoofd hebben en het moeilijk is gezond te leven, bijvoorbeeld als andere zaken spelen zoals verslaving of moeite om rond te komen. Ik gun de diëtist in dit speelveld van basiszorg een gelijkwaardiger positie ten opzichte van andere professionals.” Als het gaat om de inzet diëtisten op scholen is ze terughoudender: “Daar moet al zoveel, we kunnen niet alles over de schutting van het onderwijs gooien.”
Judith Tielen:
“We praten nu over de basiszorg als iets ingewikkelds, met protocollen, personeelstekort, etc., de sector lijkt te verstoppen. Daarvoor wordt nu veelal gezocht naar oplossingen met meer van hetzelfde, maar daar ik geloof ik niet meer in.”
Dat de overheid en de samenleving geld over hebben voor de aanpak van het probleem van overgewicht en obesitas blijkt volgens Tielen uit de middelen die beschikbaar zijn voor de gecombineerde leefstijlinterventies. “Ik weet dat diëtisten hier kritisch op zijn, mede omdat de resultaten nog wisselend zijn. Als de programma’s niet effectief zijn, moeten we nagaan wat er dan wel nodig is om in te grijpen.”
Diëtist in basiszorg
Over een nieuwe inrichting van de basiszorg diende Tielen begin juli een initiatiefnota in. Deze werd besproken in de Kamercommissie voor volksgezondheid en moet nog worden becommentarieerd door de regering. De nota werd niet controversieel verklaard wat betekent dat er door het demissionaire kabinet en in de Tweede Kamer verder over gedebatteerd kan worden.
Kern van het voorstel van Tielen, getiteld ‘Én Én: een verjongingskuur voor de basiszorg’, is de bereikbaarheid van de basiszorg. De vindbaarheid van de juiste zorg staat volgens de politica onder druk en dat moet veranderen. In de nota pleit ze voor een centraal meldpunt dat een consument met een zorgvraag altijd kan benaderen, waarna deze naar de zorg op de juiste plek wordt geleid. Het idee komt mede voort uit de werkdruk in de zorg, waardoor zorgverleners moeilijk vindbaar of bereikbaar zijn geworden of te weinig tijd hebben. Denk aan de huisarts.
“Ik wil de zorg weer dichter bij de mensen brengen”, zegt Tielen. “We praten nu over de basiszorg als iets ingewikkelds, met protocollen, personeelstekort, etc., de sector lijkt te verstoppen. Daarvoor wordt nu veelal gezocht naar oplossingen met meer van hetzelfde, maar daar ik geloof ik niet meer in.” In haar nota pleit ze er onder andere voor dat de diëtist als paramedicus een duidelijke plek krijgt als het om aan voeding gerelateerde problemen gaat. “Het gaat bijvoorbeeld om samenwerking met de huisarts en andere paramedici. Als diëtist moet je een stevige positie hebben. Als het om aan voeding gerelateerde problemen gaat, moet duidelijk zijn dat je bij de diëtist terecht kunt. Een diëtist hoeft zich niet overal opnieuw binnen te vechten; de voedingszorg van de diëtist hoort bij de basiszorg.”
Digitalisering in de zorg
Een ander belangrijk onderdeel van Tielens initiatiefnota is de digitalisering in de zorg. Die moet wat haar betreft in rap tempo versnellen om daarmee onder andere de huidige druk in de zorg te ontlasten. “Ik schrijf dat 40 tot 50 procent van de mensen online vormen van zorg prettig vindt, en wellicht ligt dat percentage nog wel wat hoger. Als je daarop inspeelt, dan speel je tijd vrij voor de reguliere zorg. We moeten inzien dat mensen van nu op andere manieren met zorg bezig zijn, vooral jongeren. Zij willen niet volgende week een afspraak maken, maar hebben behoefte aan een direct antwoord op een bepaalde vraag.”
Volgens Tielen noemen sommige politieke partijen de automatisering de ontmenselijking van de zorg. “Het is niet per se slecht,” licht ze toe. “Het gaat om ‘én-én’. Beide vormen van zorg kunnen naast elkaar bestaan, op beide vormen zouden mensen een beroep moeten kunnen doen. Nu is het zo dat je altijd fysieke zorg kunt aanspreken, maar andersom geldt dat niet, terwijl daar ook behoefte aan is.”
Als het gaat om digitale zorg op het gebied van de diëtetiek realiseert Tielen zich dat online hulp voor de een beter zal werken voor de ander, maar ook hier loopt volgens haar de digitalisering achter. “Het is toch mooi als je samen met je patiënt of client op basis van bijgehouden data beslissingen kunt nemen, digitale vormen zijn waardevol.”
De initiatiefnota wordt in de komende tijd in de Kamer behandeld. “Vanuit het veld heb ik veel positieve reacties gehad”, zegt Tielen. “Nu moet de minister nog op de nota reageren en gaan we in de Kamer nog met elkaar in debat, maar ik weet 100 procent zeker dat het interessante discussies op gaat leveren. Het gaat om goede initiatieven waarmee we laten zien dat de basiszorg moderner kan worden ingericht, met niet te ingewikkelde regels.”