Hinke Kruizenga
Hinke Kruizenga is diëtist-onderzoeker Amsterdam UMC en voormalig hoofdredacteur NTVD (van 2015 tot feb 2021).
Volledige biografieInflammatie is een belangrijke parameter in de diagnostiek van ondervoeding omdat de gevolgen de voedingstoestand negatief beïnvloeden. Maar beïnvloed inflammatie ook de effectiviteit van de voedingsinterventie?
Inflammatie heeft verschillende metabole effecten, waaronder een toename van de insulineresistentie en een vermindering van de eetlust. Daarmee is het, onafhankelijk van de onderliggende ziekte, een belangrijke oorzaak zijn van ziektegerelateerde anorexie, verminderde voedselinname en spierafbraak. De relevantie van inflammatie in de pathogenese van ondervoeding komt ook tot uiting in de nieuwe GLIM classificatie voor ondervoeding.
Er is nog weinig klinisch onderzoek gedaan naar de mate waarin inflammatie van invloed is op de effectiviteit van de voedingsinterventie. Daarom heeft de groep van de Zwitserse EFFORT studie een secundaire analyse uitgevoerd op hun data. De EFFORT studie is een grote prospectieve gerandomiseerde klinische multicenter studie bij opeenvolgende patiënten met ondervoeding op het moment van opname in het ziekenhuis. Ze onderzochten of de inflammatiestatus van patiënten bij opname in het ziekenhuis geassocieerd is met het effect van voedingsbehandeling op 30-daagse sterfte.
De EFFORT trial is uitgevoerd in acht Zwitserse ziekenhuizen van april 2014 tot februari 2018. Een totaal van 1950 deelnemers waarbij op het moment van opname de CRP waarde in het bloed is gemeten, werden in deze secundaire analyse opgenomen. Ondervoede patiënten werden gerandomiseerd in een interventiegroep (protocollaire geïndividualiseerde voedingsbehandeling om eiwit- en energiedoelstellingen te halen) en een controlegroep (standaard ziekenhuismenu).
Het primaire eindpunt was 30 dagen sterfte. Op basis van de CRP waardes bij de ziekenhuisopname werden de patiënten gestratificeerd in groepen met een lage, matige of hoge inflammatie (respectievelijk <10 mg/L, 10-100 mg/L, en >100 mg/L).
In totaal werden 1950 geïncludeerd in deze analyse; 533 (27,3%) hadden laag inflammatieniveau, 894 (45,9%) hadden een matig inflammatieniveau en 523 (26,8%) hadden hoog inflammatieniveau. De patiënten in de interventiegroep hadden een significant lagere 30-daagse sterfte, ongeacht het CRP gehalte (gecorrigeerde odds ratio, 0,61; 95% CI, 0,43-0,86; P = .005). In de subgroep van patiënten met een hoog inflammatieniveau was er geen gunstig effect van voedingsinterventie (adjusted odds ratio, 1,32; 95% CI, 0,70-2,50; P = .39), wat aantoont dat de inflammatie een significant wijzigend verband heeft (P voor interactie = .005).
Op basis van deze secundaire analyse van een grote multicenter gerandomiseerde studie was de inflammatiegraad bij opname geassocieerd met de effectiviteit van de voedingsinterventie op de uitkomst sterfte. Deze bevindingen kunnen meegenomen worden bij het verklaren van de heterogeniteit in uitkomsten van andere onderzoeken naar de effecten van voedingsinterventie in de klinische situatie. Deze resultaten ondersteunen het belang van het meenemen van de inflammatiegraad in de diagnostiek van ondervoeding en van een geïndividualiseerde behandeling.