Voedingstoestand en gezondheidstoestand van schoolgaande kinderen
Theodora van Schaik promoveerde in 1961 als eerste Nederlandse diëtist op het onderwerp de betekenis van gezinsgrootte en geboortnummer voor de voeding en voedings- en gezondheidstoestand van schoolkinderen.
Naar aanleiding van de uitkomst Van een onderzoek door de Voedingsraad naar de voeding en voedingstoestand van schoolkinderen uit verschillende welstandsklassen in tien grote steden in 1951 en 1952, dat de voeding van het kind uit het grote gezin ten achter staat bij die van het kind uit het
kleine gezin, stelde deze Raad een nieuw onderzoek in bij schoolkinderen uit het noorden en zuiden des lands. Dit onderzoek had de beantwoording van de volgende vragen tot doel:
- Staat de voeding van het stadsschoolkind uit het grote gezin ook thans nog ten achter bij die van het stadsschoolkind uit het kleine gezin?
- Ziet men van een eventuele achterstand in de voeding de weerslag in de voedings- en gezondheidstoestand?
- Wat zijn van deze achterstanden de eigenlijke oorzaken?
Het onderzoek vond plaats in de gemeenten Tilburg, Leeuwarden, Sneek en Franeker bij 480 achtjarige schoolkinderen uit de laagste welstandsklasse. De kinderen waren zo gekozen dat, zowel in Tilburg als in het noorden, één groep gevormd werd door kinderen nummer twee in rang in het kleine gezin, één groep door kinderen nummer twee in rang in het grote gezin en één groep door kinderen nummer vijf in rang in het grote gezin.
Het onderzoek duurde van september 1958 tot juni 1960 en omvatte: een voedingsonderzoek; tér beoordeling van de voedings- en gezondheidstoestand, een biochemisch, somatometrisch en Minisch onderzoek en een onderzoek naar de skeletleeftijd en -dichtheid; een onderzoek naar het milieu van het kind, met het doel aanwijzingen te vinden voor de oorzaken van eventuele verschillen in de voeding en
voedingstoestand van de drie onderzochte groepen kinderen.
Van alle groepen in het zuiden en het noorden werd een redelijk goede indruk over beide, voeding en voedingstoestand, verkregen. Tussen de groepen onderling bleken verschillen te zijn in voeding en
voedingstoestand; deze verschillen kwamen in Tilburg het sterkst tot uiting. Zij waren in deze gemeente het grootst en het meest frequent tussen de groep kinderen nummer twee in rang in het kleine gezin en de groep kinderen nummer twee in rang in het grote gezin en over het algemeen ten gunste van de groep kinderen uit het kleine gezin. De verschillen in uitkomsten van een aantal bloedanalyses tussen de groepen onderling waren in Tilburg significant. In Leeuwarden was de voeding van de groep kinderen nummer vijf in rang in het grote gezin in alle opzichten soberder dan die van de beide andere gezinsgroepen. Het was mogelijk een verband te leggen tussen de onderlinge verschillen in voeding en de resultaten van een aantal bloedanalyses en somatometrische waarnemingen, de skeletleeftijd en de klinische indruk van de drie groepen kinderen in Tilburg. De sobere voeding van de groep kinderen die nummer vijf in rang zijn in het grote gezin in Friesland, werd minder weerspiegeld in de voedingstoestand; deze groep gaf ten opzichte van de twee andere Friese gezinsgroepen de minst gunstige klinische indruk en had het geringste onderhuids vetweefsel.
Aangezien de waargenomen verschillen het gevolg kunnen zijn èn van de aanleg van het kind èn van een samenspel van milieufactoren, is het niet mogelijk concreet aan te geven wat de oorzaken van deze verschillen zijn. Er kunnen te dien aanzien slechts vermoedens worden uitgesproken. De volgende factoren lijken een rol tè hebben gespeeld bij de verschillen in waarnemingsuitkómsten: de strumafrequentie in Tilburg, die voor de groep kinderen uit de grote gezinnen hoger ligt dan voor de groep kinderen uit kleine gezinnen en de geringe gelegenheid voor het beoefenen van sport en gymnastiek in deze stad; de verschillen in welstand en milieu tussen de groepen onderling in Friesland;
in het zuiden en het noorden de minder gunstige financiële omstandigheden van de grote gezinnen waarvan het tweede kind onderzocht is ten opzichte van de groep kleine gezinnen waarvan eveneens het tweede kind werd onderzocht; de vele tijd die het huishouden vergt van de moeder met een groot gezin waarvan een van de oudste onderzocht is en het groter overleg bij het samenstellen van de maaltijden van de groep moeders uit het grote gezin waarvan het vijfde kind in rangnummer onderzocht werd; de verschillen in regelmaat in het dagelijks leven, in nachtrust en schoolprestaties van de groep kinderen uit het kleine gezin en de beide groepen kinderen uit het grote gezin; het verschil in de mate waarin de kinderen uit de beide groepen grote gezinnen ingeschakeld worden in de huishouding; het verschil in percentages ernstige ziekten en ongelukken die zich in de groepen kinderen hebben voorgedaan.
Dat er tussen deze factoren bovendien een onderlinge samenhang is, mag wel als vaststaand beschouwd worden. Onmiddellijke aandacht verdienen de strumafrequentie in Tilburg en het gebrek aan gelegenheid tot het beoefenen van gymnastiek in deze stad. Blijvende aandacht zal geschonken moeten
worden aan de verschillen in financiële omstandigheden tussen de kleine gezinnen en de jonge grote gezinnen, aangezien deze factor bij een daling van het algemene welvaartspeil wel eens een nadelige achterstand in de voeding en voedingstoestand van de oudste kinderen uit de jonge grote
gezinnen zou kunnen brengen.