Dubbelblind placebo-gecontroleerde Voedselprovocaties
Bijna de helft van kinderen met een vermeende voedselallergie die een dubbelblinde test doen, blijkt geen allergie te hebben. Of de allergie heeft bij deze kinderen nooit bestaan, of ze is niet meer aanwezig. Andere kinderen bleken een allergie te hebben waar niemand van wist.
De dubbelblinde test – waarbij kind noch onderzoeker weet of er allergene stoffen in de testvoeding zitten – geldt als de beste voor het vaststellen van een voedselallergie. Dat blijkt uit het promotie-onderzoek van Berber Vlieg.
Placebo
Tussen 2002 en 2007 werden meer dan vijfhonderd kinderen getest in de Voedselprovocatieunit (VPU).
Bij de test krijgt een kind met – veronderstelde – voedselallergie op twee afzonderlijke dagen en in oplopende hoeveelheden testvoeding toegediend. Deze bevat de ene dag het verdachte allergene voedingsmiddel zoals melk, ei, pinda’s of noten, en de andere dag een placebo.
De onderzoeker noch het onderzochte kind of diens ouders kennen de samenstelling van het toegediende voedsel, dat qua receptuur, textuur en uiterlijk vertrouwd is; het allergeen is er onherkenbaar in verwerkt. Pas aan het einde van de test wordt de code verbroken en blijkt welke voeding het kind heeft gehad.
Resultaten
Bij ongeveer vijftig procent van de kinderen die de test hebben gedaan, kon de voedselallergie niet (meer) worden aangetoond; zij zijn nooit allergisch geweest of de allergie is er inmiddels niet meer. Ook bleek dat kinderen die nog niet eerder in hun leven het geteste voedingsmiddel bewust genuttigd hadden, hier toch allergisch voor te zijn.
Uit de tests bleek dat de allergie te overwinnen is; bij 29% van deze kinderen was de voedselallergie volledig verdwenen
Volledige vermijding van voedingsmiddelen met de sporen van de allergenen lijkt vrijwel onmogelijk. In de VPU zijn ook kinderen getest bij wie eerder een levensbedreigende vorm van voedselallergie (anafylaxie) was gediagnosticeerd. Voor deze vorm van allergie geldt dat deze levensbedreigende reacties oproept als kinderen een allergeen eten. Uit de tests bleek dat de allergie te overwinnen is; bij 29% van deze kinderen was de voedselallergie volledig verdwenen.
Standaard
Tot op de dag van vandaag is de dubbelblinde allergietest de enige objectieve test om de diagnose voedselallergie te kunnen stellen.
Er zijn internationaal verschillende pogingen ondernomen om de test te standaardiseren en te valideren voor klinische en wetenschappelijke toepassing. Tot op heden bestaat er geen universeel protocol voor het uitvoeren van ‘de dubbelblinde’.
In de praktijk wordt de test nog slechts in een beperkt aantal centra in Nederland uitgevoerd, maar de belangstelling groeit sterk. In haar onderzoek ontwikkelde Vlieg een specifiek, direct bruikbaar en gestandaardiseerd protocol, dat inmiddels beschikbaar is voor andere centra. In het protocol zijn receptuur, doseerschema’s en criteria ter beoordeling van de symptomen opgenomen. Het protocol kan artsen en diëtisten op weg helpen en ondersteunen bij het (gaan) uitvoeren van voedselprovocatietests.