Bloedtest en pinda-allergie
De diagnostiek van pinda-allergie in Nederland kan verbeterd worden. Bij zestig procent van de kinderen die worden verdacht van pinda-allergie kan de allergie met een bloedtest worden aangetoond of uitgesloten. Dat toont Francine van Erp, artsonderzoeker bij het UMCU, aan in haar proefschrift Diagnosing food allergy in children, peanuts? waarop ze op 24 mei promoveerde.
Bloedtest
Op dit moment is een dubbelblinde voedselprovocatie de best beschikbare test voor voedselallergie: tijdens een voedselprovocatie krijgen kinderen het voedingsmiddel in het ziekenhuis te eten. Voedselprovocaties zijn echter intensief en duur, en ze kunnen ernstige reacties geven. Van Erp onderzocht daarom of een bloedtest (sIgE tegen het pinda-eiwit Ara h 2) gebruikt kan worden om pinda-allergie aan te tonen of uit te sluiten. Bij zestig procent van de kinderen was dit mogelijk. Bij deze kinderen is dan geen belastende provocatietest meer nodig om pinda-allergie vast te stellen.
Niet nauwkeurig
Daarnaast laat het onderzoek zien dat een voedselprovocatie niet altijd nauwkeurig is. Experts verschillen bovendien regelmatig in hun oordeel over de uitslag. Ook bleek er bij tien procent van de kinderen na het eten van hele pinda’s toch sprake van een allergie. En bij ruim een kwart van de kinderen lukte het niet om thuis weer pinda’s te eten.
Advies
Een voedselprovocatie blijft bij een gedeelte van de kinderen nodig. Naar aanleiding van dit onderzoek is het aan te bevelen om na een negatieve voedselprovocatie altijd een open provocatie met het hele voedingsmiddel uit te voeren, met begeleide thuisintroductie.